Software bedrijfsurenteller: Runcounter

Handig bij het testen van een applicatie is te weten of ze opgestart is. Handig bij het onderhouden van een applicatie is te weten hoe dikwijls ze gebruikt werd, in dit geval gestart werd.

Je kan die waarde gemakkelijk bijhouden in het standaard verborgen instellingenbestand met “Settings”. De component “Settings” moet aktief zijn (Project, Properties, Components).

Je steekt in je hoofdmodule MMain of scherm FMain een stukje code dat de teller checkt, en verhoogt met 1.

Settings["General/LastLaunch"] = Now()
IF Settings["General/Runcounter"]
  TRY Settings["General/Runcounter"] = Settings["General/Runcounter"]  + 1
ELSE
  Settings["General/Runcounter"] = 1
ENDIF

In een van je About of Info schermen kan je die counter dan weergeven.

TextLabel2.ToolTip = "Runcounter " & Settings["General/Runcounter"]
TextLabel2.ToolTip &= "; " & Settings["General/LastLaunch", ""] 
TextLabel2.ToolTip &= " - " & Settings["General/LastShutdown", ""]

Bij het debuggen is het ook handig te kijken of het programma normaal opgestart / normaal gesloten is, vandaar de LastLaunch en LastShutdown ‘timestamps’, de shutdown in de code voor het sluiten van het hoofdvenster:

PUBLIC SUB doClose()
  
  Settings["General/LastShutdown"] = Now()
  ME.Close
  
END

Wachtwoorden gebruiken

Er zijn 3 veel voorkomende soorten situaties ivm wachtwoorden:

  1. checken of iemand toegang krijgt adhv zijn wachtwoord.
  2. toegang geven tot gegevens die met een wachtwoord versleuteld zijn.
  3. toegang verkrijgen tot een dienst door een wachtwoord op te sturen bij het inloggen.

1. Check inkomende toegang
De eerste situatie is het gemakkelijkst op te lossen: de gebruiker heeft een toepassing draaien, waarmee hij wil gebruik maken van een dienst.

Je zou die toepassing het wachtwoord kunnen laten controleren, en daarop toegang geven. Maar dan moet je het wachtwoord van die gebruiker sturen. Dat is dus slecht: je stuurt een wachtwoord onnodig over het netwerk, en je hebt blindelings vertrouwen in de “client” applicatie die dat vraagt. Die client-applicatie kan vals zijn (en zo een wachtwoord opvragen van een gebruiker). Bewaak nooit een poort door als ze buiten kloppen, te roepen “Is het wachtwoord Schild en Vriend?”, en te openen als ze “ja” antwoorden.

Het nuttige van dit voorbeeld is dat je het moet omdraaien:

De client stuurt de server of de basisapplicatie het wachtwoord, en daar beslis je dan of het juist is of niet, en of er toegang gegeven wordt.
De waarschijnlijk meest voorkomende encryptie-manier is MD5. Het gebruik ervan betekent dat je bij het maken van het wachtwoord, dat omrekent naar een MD5-waarde. Die MD5-waarde sla je op.
Als een gebruiker inlogt, geeft hij het wachtwoord, dat alleen maar gebruikt wordt om een MD5 waarde van te berekenen; als die overeenkomt met de opgeslagen waarde is het ok. Voordeel is dat op het moment van het geven van het wachtwoord, dat niet opgeslagen hoeft te worden.

Voorbeeld met MD5 met prefix (salt):

Zet de Project, Properties, Components gb.crypt aan

DIM s AS String
s = Crypt.MD5(InputBox("Set administration password: ", "New installation - set password"), "SpecialP")

De prefix “SpecialP” moet je ook zo mogelijk voor bv meer gebruikers verschillend maken. Je moet die wel bij de hand hebben om een vergelijkings-md5 te maken!

Maar op het netwerk sniffen wordt zo niet vermeden. Dus ideaal zou zijn om het doorsturen van het wachtwoord tussen client en server ook te versleutelen, zodat iemand die het netwerk afluistert, daar ook geen toegang toe krijgt.

2. ….

3…..

Component in Gambas2

Basis-uitleg:

  • hoe componenten in Gambas werken
  • hoe ze zelf te maken
  • hoe ze te installeren.

De originele documentatie over componenten vermeldt uitdrukkelijk dat alle “onderstaande tekst” voor Gambas3 is, dus ik doorloop het even in en voor Gambas2:

Componenten

De componenten die je in de Gambas IDE ziet (project, properties), zijn mee geïnstalleerd met de Gambas IDE. (Kijk in je Linux pakket manager om bij te installeren).

In bv OpenSUSE vind je ze na installatie in: /usr/lib64/gambas2/
Bv de gb.chart.component en gb.chart.gambas

De .component is een tekstbestand, en bevat voor gb.chart:

[Component]
Key=gb.chart
State=2
Authors=Fabien Bodard
Needs=Form
Requires=gb.form

en voor gb.settings:

[Component]
Key=gb.settings
Authors=Benoît Minisini

In de IDE zijn de componenten uit te kiezen bij de projecteigenschappen, en tonen bovenstaande zich als:

gb.chart
Chart drawing (Beta version)
Authors: Fabien Bodard
Requires: Graphical form management, gb.form.

en

gb.settings
Application settings managament
Authors: Benoit Minisini

Bij het gebruik van Settings in je broncode worden volgende methodes en eigenschappen zichtbaar in de editor:

De broncode, van bv Settings, vind je na het afhalen en uitpakken van de broncode:
gambas2-2.23.1/comp/src/gb.settings

Een uittreksel (… is overgeslagen code):

' Gambas class file
'
EXPORT
CREATE STATIC
'
CLASS Window
'
STATIC PROPERTY READ Path AS String
'
PRIVATE $sPath AS String
PRIVATE $sTitle AS String
PRIVATE $cSlot AS Collection
PRIVATE $bModify AS Boolean
'
PRIVATE SUB Load()
'  
  DIM hFile AS File
  DIM iLine AS Integer
  DIM sLine AS String
  DIM sSlot AS String
  DIM iPos AS Integer
'
  $cSlot = NEW Collection
  IF NOT Exist($sPath) THEN RETURN
' ...
PUBLIC SUB _new(OPTIONAL Path AS String, OPTIONAL Title AS String)
'
  DIM sDir AS String
  DIM sPath AS String
  DIM sElt AS String
'
  IF Left(Path) <> "/" THEN 
    IF NOT Path THEN
' ...
PUBLIC SUB _free()
'
  TRY ME.Save
'
END
'
PUBLIC SUB Save()
'
  DIM aKey AS NEW String[]
  DIM cSlot AS Collection
  DIM sKey AS String
  DIM hFile AS File
  DIM vVal AS Variant
'
  IF NOT $bModify THEN RETURN
' ....
PRIVATE FUNCTION GetSlot(sKey AS String) AS String
' ...
PUBLIC FUNCTION _get(Key AS String, OPTIONAL {Default} AS Variant) AS Variant
' ...
PUBLIC SUB _put(Value AS Variant, Key AS String)
' ...
PUBLIC SUB Clear(ParentKey AS String)
' ...
PUBLIC SUB Read(hObject AS Object, OPTIONAL sKey AS String, OPTIONAL vDefault AS Variant)
  '
  DIM sVal AS String
  DIM aVal AS String[]
  '
  IF Object.Is(hObject, "Window") THEN
    sKey = Object.Type(hObject) &/ sKey
    LoadWindow(hObject, sKey)
  ELSE
    IF NOT sKey THEN TRY sKey = hObject.Name
    sKey = GetTopLevel(hObject) &/ sKey
    'DEBUG sKey
    TRY hObject.Settings = ME[sKey, vDefault]
  ENDIF
  '
END
'
PUBLIC SUB Write(hObject AS Object, OPTIONAL sKey AS String)
  '
  IF Object.Is(hObject, "Window") THEN
    sKey = Object.Type(hObject) &/ sKey
    SaveWindow(hObject, sKey)
  ELSE 'IF Object.Is(hObject, "SidePanel") THEN
    IF NOT sKey THEN TRY sKey = hObject.Name
    sKey = GetTopLevel(hObject) &/ sKey
    'DEBUG sKey
    TRY ME[sKey] = hObject.Settings
  ENDIF
  '
END
'
STATIC PRIVATE FUNCTION Path_Read() AS String
  '
  DIM sPath AS String = Application.Env["XDG_CONFIG_HOME"]
  IF NOT sPath THEN sPath = System.User.Home &/ ".config"
  RETURN sPath &/ "gambas"
  '
END
'
STATIC PUBLIC FUNCTION Array(...) AS String[]
  '  
  DIM aVal AS NEW String[]
  DIM iInd AS Integer
  DIM sVal AS String
  DIM vVal AS Variant
  '
  FOR iInd = 0 TO Param.Max
    vVal = Param[iInd]
    IF IsBoolean(vVal) THEN 
      sVal = IIf(vVal, "1", "0")
    ELSE
      sVal = CStr(vVal)
    ENDIF
    aVal.Add(sVal)
  NEXT
  '
  RETURN aVal
  '
END
' 
PUBLIC SUB Reload()
  '
  Load
  '
END

Conclusies:

Classe begint met:
EXPORT
CREATE STATIC

De bruikbare, dwz van buitenaf zichtbare elementen zijn vet weergegeven in de broncode hierboven.

Het path is een eigenschap die van buitenaf (enkel) leesbaar moet zijn.

Dat wordt gerealiseerd met een interne variabele die in de (automatisch bestaande) functie _Read() wordt gebruikt om de externe alleen-lezen variabele af te schermen. Als gevolg komt die eigenlijk twee keer voor, waarbij je onderscheid moet kunnen maken tussen de namen, wat hier gedaan wordt door de private variabele als $sPath te definieren, en de externe gewoon als Path:

 
STATIC PROPERTY READ Path AS String

PRIVATE $sPath AS String
'
STATIC PRIVATE FUNCTION Path_Read() AS String
  '
  DIM sPath AS String = Application.Env["XDG_CONFIG_HOME"]
  IF NOT sPath THEN sPath = System.User.Home &/ ".config"
  RETURN sPath &/ "gambas"
  '
END

Allerlei procedures (groene bol) zonder of met (één of meer optionele) parameters:

PUBLIC SUB Save()
PUBLIC SUB Reload()
PUBLIC SUB Clear(ParentKey AS String)
PUBLIC SUB Write(hObject AS Object, OPTIONAL sKey AS String)
PUBLIC SUB Read(hObject AS Object, OPTIONAL sKey AS String, OPTIONAL vDefault AS Variant)

De array ziet er zo uit (groene kubus):

STATIC PUBLIC FUNCTION Array(...) AS String[]

Zelf Component maken

Zelf maak je in de IDE een nieuw project, of wijzigt* een bestaand via menu:

Project, Properties, Options

kruis aan:

Options, Component: Yes. (Advancement: Beta)

Dat voegt onmiddellijk de tabbladen “Provides” en “Requieres” toe:

Schermafbeelding project venster gambas

Component in Gambas2

* Wijzigen van een bestaand, niet als component gestart project naar “component” leverde me een crash op bij een klik in het tabblad “Provides” als daar nog niets aanwezig is.

Bij een nieuw project krijg je dan
Classes:

  • CContainer
  • CControl

En onder Data de Controls:

  • ccontainer.png
  • ccontrol.png

Class CContainer bevat:

' Gambas class file

EXPORT

INHERITS UserContainer

PUBLIC SUB _new()

END

En Class CControl bevat:

' Gambas class file

EXPORT

INHERITS UserControl

PUBLIC SUB _new()

  DIM hLabel AS Label
  
  hLabel = NEW Label(ME) AS "MyLabel"
  hLabel.Text = "Gambas!"
  hLabel.Font = Font["+4,Bold,Italic"]
  hLabel.Border = Border.Plain
  
END

PUBLIC SUB MyLabel_Enter()

  LAST.Text = "Gambas Almost Means BASIC!"

END

PUBLIC SUB MyLabel_Leave()

  LAST.Text = "Gambas!"

END

De IDE maakte deze bestanden aan, samen met 2 grafische bestanden, en ik veronderstel dat de code een soort voorbeeldcode is die je zelf kan aanpassen of weggooien als je ze niet nodig hebt.

Bij een bestaand project met classen die je algemeen wil hergebruiken: Begin van je project en pas aan zoals hierboven uitgelegd. Ter vergelijking kan je de broncode van Gambas2 gebruiken als voorbeeld.

In de broncode van je class zelf moet je volgens de documentatie met sleutelwoord “EXPORT” aangeven dat ze geëxporteerd moet worden.

Je kan er een gewoon source archive van maken (tar.gz) om te verspreiden naar de gebruikers.

Je kan als gebruiker het project “compileren”; met “make executable”. Daar krijg je een extra optie:

“Install in the user component directory”

Daardoor wordt de component bruikbaar vanuit je Gambas2 IDE, menu Project, Properties, Components.
Hij komt onderaan in de lijst van de componenten, onder de extra titel “User Components”. Geniaal eenvoudig!

De bestanden .gambas en .component worden geïnstalleerd(*) in
~/.local/lib/gambas2
waardoor ze bruikbaar worden in al de gebruiker’s gambas2 projecten.

* Opgelet!
Ze worden daar niet naartoe gekopieerd, maar er wordt slechts een link, een verwijzing gemaakt naar de gecompileerde versie (i.e. de locatie waar je ze gecompileerd hebt). Gooi het originele project daar weg, en je hebt een probleem!

Nota: virtuele class
In geval van een hierarchie van klassen, waarbij de hoogste een virtuele klasse is, die nooit rechtstreeks gebruikt wordt, moet je ze benoemen met een begin-underscore “_”, zodat ze onzichtbaar wordt. De verwijzing INHERITS hoofdklasse in de subklassen ook aanpassen naar INHERITS _hoofdklasse natuurlijk.